Harry van den Berg | Maart 2019 |
Volledige naam | Harry van den Berg |
Beroep | Beeldend kunstenaar |
“Elk kunstwerk bepaalt zijn eigen maat. Hoogste streven is dat het zich ontvouwt totdat het klopt en alles is zoals ik het voorbewust voorvoelde, bedacht en langzaam organisch tot vorm/bestaan gebracht had. Daar wilde en kon ik geen compromissen in sluiten.” : Harry van den Berg
Carla van Beurden in gesprek met Harry van den Berg, kunstenaar, mysticus en…clown?
Toen Harry 30 jaar geleden zijn vader vertelde dat hij kunstenaar wilde worden, antwoordde zijn vader verschrikt: dan ga je dus clown worden. Gelukkig steunde zijn moeder de wens van Harry volledig en vond dat hij kunstenaar moest worden als dat zijn wens was. Zij kreeg groot gelijk.
Harry wilde aanvankelijk missionaris worden. Hij had in het Brabantse dorp waar hij opgroeide een priesterwijding bijgewoond van een missionaris in spe. Die gebeurtenis sprak hem erg aan. Hij besloot naar het seminarie te gaan maar tot priester werd hij uiteindelijk niet gewijd.
Eind jaren 70 sloot Harry zich aan bij Zeep, een Eindhovens kunstenaarscollectief. Dat was een belangrijke, inspirerende periode; een motor achter zijn ontwikkeling tot kunstenaar.
Harry was autodidact; hij wilde onder geen beding naar een kunstacademie. “Daar leer je meer af dan aan”. Harry wilde provoceren, schuren, op een eigen spoor komen.
In die jaren maakte hij kennis met Die Neue Wilden; Joseph Beus, Penck, Baselitz. Eerder al maakte De Dans van Henri Matisse een overweldigende indruk op Harry. Als kunst dat teweeg kon brengen. “Hart, hoofd en hand komen dan samen en dan pas kun je blijkbaar kunst maken”. Het voelde als thuiskomen.
Toen hij wegging bij Zeep begon de zoektocht naar een eigen idioom. Taal speelde toen al een belangrijke rol. Eindhoven werd te klein voor Harry. Vertrek naar Amsterdam… daar gebeurde het!
Hij sloot zich op in zijn atelier en bleek een harde werker; “Ein Künstler kennt kein Weekend” (J.Beus).
In de beslotenheid van zijn werkplaats, weg van de herrie naar de stilte, schiep hij zijn eerste installaties, zoals een serie woordschilderingen op vensterramen in hun kozijnen. In Fort Akoy (1989) zijn eerste grote overzicht expositie. In de sobere vertrekken van een oude boerderij kwam zijn confronterende, eigenzinnige werk volledig tot zijn recht. In zijn “In Memoriam” opgedragen aan zijn vader die net was overleden, verbeeldde Harry de vele stappen die zijn vader had moeten zetten in zijn zware bestaan.
De uitgezaagde zolen die door een bed van spijkers naar een (afgebroken) ladder voerden. Daar zag ik voor het eerst de uitgezaagde woorden en teksten die samen met het beeld zo’n krachtige uitstraling hadden. Het werk was vaak groot, eerder museaal dan geschikt voor een huiskamer. Maar dat vond Harry niet belangrijk. “Mijn kunstwerk bepaalt zijn eigen maat. Hoogste streven is dat het werk zich ontvouwt totdat het klopt en alles is zoals ik het voelde en bedacht had. In de maat wilde ik geen compromissen”.
Na twaalf jaar fulltime als kunstenaar te hebben gewerkt zocht Harry een baan erbij om voor zijn gezin met twee zonen te zorgen. Werken aan zijn kunst ging echter altijd door. Zijn auto werd met lijmpistool en teer bewerkt en met uitgezaagde teksten beplakt. Zo verging het ook zijn kleding, meubels, zijn keukenkastjes. Alles werd getransformeerd tot objecten, verpakt in de verzengende boodschappen die hem verteerden. Woord en beeld, beeld en woord, tot het gewenste evenwicht was bereikt. “Woord heeft nooit voorrang op beeld, de inspiratie begint bij het beeld”.
De straat maar ook kringloopwinkels en de verkoolde houtresten en as uit zijn houtkachel voorzagen de kunstenaar van zijn materialen. Associaties die in duizelingwekkend tempo over elkaar heen buitelden. Klassieke muziek met name Beethoven en Mahler en filosofen zoals Nietzsche inspireerden. Zij zetten aan tot zelfonderzoek en de vertaling tot een gelaagder en rijker beeld dat het zelf van de kunstenaar overstijgt. Zijn huis werd een Gesamtkunstwerk.
Uitwijken naar Ermelo waar een caravan het nieuwe atelier werd. Daar aan de rand van de Veluwe werd een omvangrijk oeuvre opgebouwd. Naast zijn drukke baan bleef altijd de drang om te creëren. Zijn woeste terrein betreden was een avontuur; je betrad daar het universum van Harry, waar je kennis maakte met de denkbeelden die hem bezielden.
Na zijn pensionering terug naar een atelier in Amsterdam. Ditmaal in een antikraakpand aan de Kloveniers Burgwal. Een ooit statig grachtenpand dat helemaal onttakeld aan Harry in beheer werd gegeven. Nooit tevoren ontstond er zo’n grote harmonie tussen zijn werk en de omgeving als in deze verlaten, verweerde vertrekken. Daar ontstond weer een imposante productie.
De titel van de tentoonstelling “Toegankelijkheid en Ontvankelijkheid” refereert aan de wens van Harry dat de toeschouwer zich ontvankelijk zal tonen. Ook al is het referentiekader van de kijker heel anders dan dat van Harry, toch hoopt hij dat zijn kunst toegankelijk voor hen zal zijn.